Hoe het begon?
In juni 1997, tijdens een autorit vanuit het noorden van Mexico naar het vliegveld in El Paso, Texas, kreeg president Gordon B. Hinckley de inspiratie om kleinere tempels voor de leden van de kerk te bouwen.
Hij had zojuist de viering van het honderdjarig bestaan van de Juárez Academie in Colonia Juárez bijgewoond en was op weg naar het vliegveld om terug te keren naar Salt Lake City. “Terwijl we naar El Paso reden, dacht ik na over wat we konden doen om deze mensen in de kerkkolonies in Mexico te helpen,” zei president Hinckley in een interview van de Church News in 1998. “Ze zijn al die jaren zo getrouw geweest. Ze hebben het geloof behouden. Ze zijn in grote getale op zending gegaan. Deze ringen hebben zeer veel zendingspresidenten voortgebracht die getrouw en goed gediend hebben. Ze zijn de belichaming van getrouwheid geweest. En toch moesten ze helemaal naar Mesa, Arizona reizen om naar de tempel te gaan.”
“Ik kwam tot de gevolgtrekking dat we de wasserij niet nodig hadden. We hoefden geen tempelkleding te verhuren. We hadden geen eetfaciliteiten nodig. Deze zijn toegevoegd voor het gemak van de mensen, maar zijn niet nodig voor de tempelverordeningen.”
President Hinckley legde uit dat alle nodige kenmerken van een tempel opgenomen konden worden in een kleiner bouwwerk dat in een relatief korte periode gebouwd kon worden.
Eenmaal op het vliegtuig zette president Hinckley zijn ideeën op papier. “Ik nam een vel papier en schetste de plattegrond en gaf het aan de architecten om het te verfijnen. Het concept is prachtig. Het is een zeer bruikbaar concept.”
Een wonder en een zegen
Vier maanden later, tijdens de oktoberconferentie van 1997, kondigde president Hinckley de bouw van de kleinere tempels aan alsook het ambitieuze doel om het aantal tempels in slechts 3 jaar te verdubbelen van 50 naar 100 operationele tempels in 2000. De verwezenlijking van deze aankondigingen is niet alleen een wonder geweest, maar het door president Hinckley geïnspireerde concept is vooral tot zegen van alle leden van de kerk wereldwijd gebleken.
“Dit lijkt slechts het begin te zijn,” legde Truman G. Madsen uit. “Onze toegang tot tempels zal dramatisch toenemen met zo veel nieuwe tempels. In deze verbazingwekkende vermenigvuldiging zullen tempelinwijdingen niet zeldzaam meer zijn. Ze kunnen nog steeds eens in een mensenleven plaatsvinden, maar nu zal die glorierijke ervaring te beurt vallen aan heiligen der laatste dagen over de gehele wereld.”1
In april 2011 verklaarde president Thomas S. Monson: “Tegenwoordig hoeven de meesten onder ons niet meer zulke ontberingen door te maken om naar de tempel te gaan. Vijf-en-tachtig procent van de leden van de kerk woont nu niet meer dan driehonderd kilometer van een tempel vandaan. En voor velen van ons is de afstand nog veel korter.”2 Dat betekent dat ruim vier van de vijf leden wereldwijd een tempel kunnen bezoeken en weer op dezelfde dag thuis kunnen zijn.